Ik heb een –zakelijke-afspraak in een ziekenhuis en ik heb een grote bult kleding over mijn arm gedrapeerd. Lekker zacht, dat wel, dus het frummelt makkelijk in elkaar. Op weg naar de ingang kom ik langs een soort aquarium waarin twee mensen staan te roken.

 

De een is nogal kort en gezet, hij draagt een dwarse spijkerbroek die kennelijk niet op zijn plek wil blijven zitten want de broek wordt omhoog gehouden door rode bretels. De ander heeft een eigen laadpaal. Hij is middels draden verbonden met een infuus aan zijn laadpaal en heeft een zuurstofslangetje in zijn neus zitten. Ik bedenk me eerst dat ik niet snap dat je rookt als je zuurstof nodig hebt, en gelijktijdig denk ik ,waar bemoei ik mee. De man is broodmager, hij staat een beetje gebogen en heeft het duidelijk zwaar. Stel dat je toch al dood gaat, waarom zou je je zelf dat plezier dan misgunnen. Ik knik beide mannen vriendelijk toe, die zien natuurlijk een klein bol vrouwtje voorbij lopen met haar handen vol kleding en zullen er vast ook iets bij bedenken.

 

Voor mij richting ingang loopt een man. Zijn broek zakt zo erg af dat hij om de twee stappen zijn broek moet ophijsen. Hij loopt naar mijn smaak te langzaam en ik heb –natuurlijk- haast dus ik ga hem inhalen. Er hangt een nicotine lucht om hem heen die ik ruik als ik hem passeer. Ik  stop voor de schuifdeur van wat de uitgang blijkt te zijn. Die deur gaat natuurlijk niet open. De hijsbroekmeneer loopt nu weer naast me. Met een raspende stem wijst hij naar de echte ingang. “dat is de goede mevrouw, die moet u hebben”. Ik schiet in de lach en bedank hem voor zijn hulp.

 

Bij de receptie moet ik me melden. Er staat een kleine mevrouw met een grijs permanentje voor me die wil weten waar iemand ligt die ze wil bezoeken. Ze draagt een nette pantalon, een keurig blousje er boven en een blauwe jas over arm. Haar man, met dezelfde jas aan, staat achter mij te wachten tot ze weet waar ze heen moeten. Dat gaat nog niet zo snel. Allereerst wil de receptionist weten of ze echt de persoon kennen die ze willen bezoeken en of ze het adres van de betreffende patient dan wel weten. De gevraagde informatie is beschikbaar bij de nerveus draaiende mevrouw. Als beloning kijkt de receptionist in het systeem.

 

Dan komt het verlossende antwoord. Ja, de mevrouw ligt hier inderdaad. Het  blijkt het de buurvrouw te zijn die een bepaalde rol in het leven van het echtpaar speelt. Het is echter geen bezoek uur. Ze mogen er niet in. De mevrouw is gelijk van slag en draait zich een beetje wanhopig om naar haar man. “We mogen er in niet, we zijn een uur te vroeg. “

 

Handenwrijvend loopt ze naar haar man om te overleggen. Ze draait zich weer om naar de receptionist om te proberen of ze er echt niet iets eerder in mogen. Ze komen van ver, de reis is zo lastig, ze zijn slecht ter been en willen op tijd weer terug. De receptionist begrijpt het probleem maar het kan echt niet. Ze druipen teleurgesteld af en staan duidelijk in twijfel wat ze nu moeten doen.

 

Ik heb medelijden met ze. Ik zou ze het liefst een kop koffie willen aanbieden maar gelijktijdig moet ik nu mijn verhaal vertellen waar ik voor kom. Ik word op een plek neergezet om braaf te wachten waardoor ik het echtpaar niet meer zie.

 

Ik zit op een rij stoelen met een heel veel andere mensen te wachten tot ik gehaald word. In dit gebouw waar zoveel emoties de revu passeren, wandelen veel mensen langs elkaar. Voetstappen worden hier wel gemaakt. Kinderwagens, rolstoelen,  wandelende patienten, verdriet en vreugde liggen hier zo dicht bij elkaar dat het tastbaar is als je zit te wachten.

 

Er komt een oude meneer door de schuifdeuren naar binnen schuifelen. Klein mutsje op zijn hoofd, een veel te grote lange jas aan en grove lompe schoenen. Hij doet me denken aan de oude mannetjes die vroeger buiten bij het turkse koffiehuis stonden te discussieren. Hij zoekt waar hij kan gaan zitten op de rij stoelen. Het is druk,  Ik heb twee stoelen in beslag genomen met mijn spullen. Ik graai mijn fleecetruien van de stoel en wijs op de stoel naast me. Hij kijkt me wat aarzelend aan en ik knik hem vriendelijk toe. ik krijg een dankbaar knikje terug.

 

Nu zit ik lekker opgepropt in een klein stoeltje met mijn handen vol te wachten, maar he, wat maakt het uit. Die paar minuten dat ik even zo zit, gaat in vergelijking met al het andere natuurlijk helemaal nergens over.

 

 Mijn afspraak komt me al snel halen en ik knik nog eens vriendelijk bij het weglopen naar de meneer. Hij knikt terug. Na mijn bezoek en gesprek, wat  altijd wel een klein feestje is (omdat ik –echt waar- overwegend met hele leuke mensen samen werk) zie ik op de terug weg naar buiten het oudere echtpaar de gang in lopen om dan toch eindelijk hun buurvrouw te mogen bezoeken.

 

Gelukkig, ze zijn dus toch gebleven en misschien hebben ze zich zelf wel getrakteerd op een fantastisch lekker kopje  koffie.  Ik hoop met een taartje erbij. En op dat taartje heel veel slagroom. Met een aardbei. Soms moet dat. 

Reactie plaatsen

Reacties

Catty
9 jaar geleden

Ja, daar liggen heel wat verhalen. Een meneer was ook ziek en de dokter had gezegd dat hij moest genieten. Nou zei hij tegen mij in de wachtkamer, ik heb meteen van elke dag een feestje gemaakt. Maar ik feest nu al 8 jaar, dus ga toch wat anders verzinnen. Zo kan het gelukkig ook.

Maak jouw eigen website met JouwWeb