Ut ken nit.

Het is lekker koud. Ik zie mijn adem in kleine wolkjes verdwijnen. Ik hou van de winter zoals ie is op deze fijne dagen. Er zit ijs op de sloten en al is de ijsbaan bij ons nog niet open, je kunt zien dat er een voorzichtige belofte is aan de schaatsliefhebbers als het zo blijft vriezen. De Elfstedenkoorts slaat in het Noorden al weer toe maar zover zijn we nog lang niet. We hebben een staalblauwe hemel boven ons, het licht is prachtig, de reflectie op het bevroren water doet bijna pijn aan je ogen, zo helder.

 

We lopen in een heel fijn klein nieuw natuurgebiedje in Den helder. Vroeger was dit bollengrond en het is aangekocht door zo’n geweldige natuurorganisatie, een van de dingen waarom ik ze graag steun. Ze zorgen ervoor dat er weer mooie gebieden terug gekocht worden en de natuur zijn gang mag gaan. Het is hier klein, maar wel mooi en net genoeg voor een fris wandelingetje van een krap uurtje.

 

We horen een hoop kabaal, er zijn drie jonge gasten die springen op het ijs om te zien hoe sterk het al is. In de verte zien we een figuur op schaatsen die een rondje op een heel klein meertje doet. We zien dat hij wat beweegt dus kennelijk kun je daar wel schaatsen. Wij lopen rustig door en genieten van de wegspringende vogeltjes die uit het riet tevoorschijn komen.

 

Op de plek waar we even stil staan kunnen we normaal niet verder, er staat hier veel riet en ook water wat nu bevroren is. We schuifelen voorzichtig door het riet om te zien of we zo aan de andere kant kunnen komen. Halverwege hoor ik DM in de lach schieten. Toch te dun, hij heeft twee natte voeten. Terwijl ik hem in de lach hoor schieten zak ik er ook door. Niet dat het diep is, hooguit een centimeter of 5, maar genoeg om met dit weer koude voeten te krijgen. We lopen dus toch maar terug naar het meertje waar de meneer met schaatsen nog steeds rondjes schaatst.

 

Ik hoor aan het geluid dat er een luchtbel onder het ijs voor hem uitschiet, het kraakt aan alle kanten. Schaatsen. Op van dat prachtige gladde donkere ijs, als je geluk had. Met minder geluk zaten de groeven er overal al in en lag je om de haverklap op je snufferd. Het was het leukste vertier in de winter in ons dorp. Drie dikke truien aan - ik had vroeger al een hekel aan winterjassen - en hup naar de ijsbaan. Als je helemaal verkleumd was warmde je weer op in de kantine met warme chocomel en een trekdrop en kluunde je naar buiten om weer schaatsen.

 

Vanaf de Dijksloot, waar we vanaf huis zo over de dijk klommen en het ijs op konden, kon je een mooi rondje schaatsen. Als het heel hard gevroren had kon je zelfs een rondje Reef doen, maar dat lukte lang niet altijd. Op mijn kunstschaatsen,  want heel jammer, ik heb nooit goed kunnen schaatsen op Noren, hoe graag ik dat ook wilde. Mijn enkels klapten altijd dubbel en ik gaf het uiteindelijk maar op. Kortere rondjes dus maar wel altijd met veel plezier gedaan. Als ik de mensen in het veld op de sloten zie schaatsen, van die typische prachtige Hollandse taferelen gaat mijn hart nog altijd ietsje sneller kloppen en weet ik weer hoe het voelt. Zalig. Frisse lucht, koud, rode wangen en tintelingen in je voeten of handen van de kou.

 

Met ijskoude voeten maar wel een gezonde blos op onze wangen komen we weer bij de uitgang. Daar staat een van de jonge gasten zijn maten te roepen. Tot op zijn kruis doorweekt. Door het ijs gezakt. Iets te enthousiast geweest dus. Hij moet echter wachten op zijn maten, hij kan zonder hen niet weg. We wensen hem lachend veel sterkte en laten hem mopperend achter. Ut kin net he. Of zoiets.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb